Kunstvoorwerpen die worden ingevoerd (= aangekocht in landen BUITEN de EU) komen niet in aanmerking om onder de margeregeling te vallen, net zoals de voorwerpen die werden aangekocht bij een andere belastingplichtigen die onder de normale regeling vallen.
Dat is iets wat reeds eerder aan bod kwam (in het eerste deel).
Toch worden er bepaalde maatregelen getroffen om het culturele erfgoed in Europa te beschermen. Zo mag een wederverkoper kiezen tussen de normale regeling en de margeregeling in volgende gevallen:
- Hij voert deze kunstvoorwerpen in;
- Hij verkrijgt de goederen van de MAKER van het kunstvoorwerp of diens rechthebbenden;
- Het kunstvoorwerp wordt geleverd door een andere belastingplichtige. De levering moet dan gebeuren aan het verlaagd tarief in de BTW (6%).
Als de wederverkoper, die het kunstvoorwerp koopt, invoert van buiten de EU, dan mag hij de BTW bij het invoeren niet aftrekken. Doet hij dit wel dan kan het kunstvoorwerp niet inbrengen onder de margeregeling.
Om na te kunnen gaan of in een eerdere fase nog geen gebruik werd gemaakt van de BTW-aftrek, dient een tijdstip te worden bepaald. Daarom heeft men besloten om hetzelfde tijdstip te hanteren als de tijdsduur dat je je documenten beschikbaar moet houden. Dit staat omschreven in artikel 60 van het BTW-wetboek: 7 jaar.
Bij openbare verkopen van gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten kunnen er zich nog bepaalde omstandigheden voordoen. Deze materie is vrij ingewikkeld en wordt beschreven in de aanschrijving nummer 1 van 2 januari 1995. Ter illustratie:
De kosten worden ten laste van de kopers bedongen: Er moet op gelet worden hoeveel deze kosten bedragen en al dan niet aan de uiteindelijke verkoopprijs worden gevoegd. Als deze kosten groter zijn dan de wettelijke kosten dan moeten ze aan de verkoopprijs worden toegevoegd. Als er tevens verkopen gebeuren waarbij de kopers de kosten niet voor rekening nemen, dan moeten deze van elkaar gescheiden worden.