Delen en opslaan:

Aandeelhouders kunnen een vergoeding ontvangen uit de vennootschap: het zogenaamde dividend. Dit kan aanzien worden als bedankje voor het investeren in de vennootschap. Bij vele kmo’s zijn de bedrijfsleiders ook de aandeelhouders. Op die manier is dividend uitkeren een van de mogelijkheden om geld uit je vennootschap te halen. Maar er zijn bepaalde zaken waarop je moet letten. Vanaf wanneer is het nu voordelig om dividenden uit te keren?

Welke dividenden zijn er?

Aan het uitkeren van een dividend dien je onderscheid te maken tussen:
het normale dividend;
het interimdividend;
het tussentijdse dividend.

Daarnaast kennen we ook nog het begrip:
het Superdividend.

Belangrijk om weten is dat een dividenduitkering altijd moet worden beslist door de algemene vergadering. Dit dien je in gedachten te houden bij alle gevallen.

Het normale dividend

Hier is er eigenlijk weinig speciaals over te vermelden. De algemene vergadering komt jaarlijks samen om de jaarrekening goed te keuren en de winst te bestemmen. Hier kan ze dus kiezen om een deel van de winst uit te keren aan haar aandeelhouders.

Het interim dividend

Een interimdividend kan je beschouwen als een voorschot op een dividend die je in principe pas bij sluiting van een boekjaar zou krijgen.
Het bestuur kan onder bepaalde voorwaarden beslissen om op een ander tijdstip een dividend uit te keren. Deze voorwaarden, die vervat zijn in art. 618 W.Venn. luiden als volgt:

  • Enkel een naamloze vennootschap of commanditaire vennootschap op aandelen kan een interimdividend uitkeren;
  • De statuten dienen de toekenning van interim-dividenden uitdrukkelijk toe te laten (= bevoegdheid aan bestuursorgaan geven);
  • De uitkering moet gebaseerd zijn op de winst van het lopende boekjaar, verminderd met het overgedragen verlies (of vermeerderd met de overgedragen winst) zonder onttrekking aan de reserves die volgens een wettelijke of statutaire bepaling zijn of moeten gevormd worden. Een uitkering uit de beschikbare reserves is verboden (dit mag echter wel bij tussentijdse dividenden);
  • De raad van bestuur moet het bedrag van de uitkering berekenen, beslissen en uitbetalen op basis van een staat van actief en passief die niet ouder is dan 2 maanden;
  • De uitkering mag pas vanaf de 7e maand na het afsluiten van het vorig boekjaar en nadat de jaarrekening van het vorig boekjaar is goedgekeurd;
  • Een tweede interim dividend mag slechts drie maand na het eerste worden uitgekeerd.

Indien zou blijken dat het interimdividend te hoog is dan dat bij de winstbestemming werd vastgesteld of goedgekeurd bij de algemene vergadering, dan dient deze beschouwd te worden als een voorschot van dividenden uit te toekomst. De vennootschap kan volgens art. 617 of art. 618 W.Venn. het saldo niet terugvorderen, dus moet ze het teveel uitbetaalde dividend in mindering brengen van het eigen vermogen van de vennootschap via het overgedragen resultaat.

Het tussentijds dividend

In tegenstelling tot het interimdividend, moet hier wel een algemene vergadering samenkomen. Omdat het gaat om een algemene vergadering die op een niet-voorziene datum moet samenkomen, spreken we van een bijzondere algemene vergadering.
Er worden geen specifieke bepalingen voorzien omtrent het tussentijdse dividend. We moeten dus enkel rekening te houden met de regeling van artikel 617 W.Venn. (de uitkeerbare winsten). Daarin staat dat er geen dividenduitkering mag geschieden als blijkt uit de jaarrekening (in de praktijk dus de laatst opgemaakte jaarrekening) het netto-actief is gedaald – of door de uitkering zal dalen – beneden het bedrag van het gestorte of, indien dit hoger is, van het opgevraagde kapitaal, vermeerderd met alle reserves die volgens de wet of de statuten niet mogen worden uitgekeerd (de wettelijke en de niet-beschikbare reserves).
Hieruit kunnen we dus wel afleiden dat we bij een tussentijds dividend, wel kunnen verwezenlijken door een onttrekking van de beschikbare reserves, zolang aan de voorwaarden in artikel 617 W.Venn. voldaan wordt.
Het gevolg hiervan is wel, omdat de algemene vergadering dit beslist, dat het dividend definitief is en dus niet kan beschouwd worden als een voorschot.

Praktisch: wanneer gebeurd dit?
Aangezien de jaarrekening uit het vorige boekjaar nodig is, kan de algemene vergadering een tussentijds dividend goedkeuren:

  • Na goedkeuring van de jaarrekening van het vorige boekjaar (= maximaal 7 maanden na afsluitdatum);
  • Voor het goedkeuren van de jaarrekening van het huidige boekjaar (= maximaal 7 maanden na afsluitdatum).

Het is echter niet aangewezen om een tussentijds dividend toe te kennen tussen de einddatum van het boekjaar en het moment van goedkeuren van de jaarrekening. Zodoende kan er geen afwijking zijn tussen de werkelijke toestand en de voorgestelde toestand in de jaarrekening, en blijven we voldoen aan de voorwaarden van art. 617 W.Venn. Beslis je toch om het in deze discutabele periode te doen, voorzien dan zeker een opname in de toelichting bij de jaarrekening van het feit dat een tussentijds dividend werd uitgekeerd en de vermelding van deze uitkering in het jaarverslag, als belangrijke gebeurtenis na het einde van het boekjaar. Het blijft de bedoeling dat iedere lezer een vertrouwd beeld krijgt van de toestand van de vennootschap.

Wat kost een dividend mij?

Op een dividend moet roerende voorheffing betaald worden. Deze is verschuldigd door de genieten (aandeelhouder) maar wordt ingehouden en doorgestort door de vennootschap.
Afhankelijk van de situatie kunnen verschillende mogelijkheden zijn:

  • 0%: In sommige gevallen dient er geen roerende voorheffing in te gehouden worden:
    • Als het een uitkering betreft door een Belgische dochteronderneming aan een moedermaatschappij van een andere Lidstaat van de EU;
    • Als het een uitkering betreft door een aan de vennootschapsbelasting onderworpen vennootschap aan een andere aan de vennootschapsbelasting onderworpen vennootschap, op voorwaarde dat de verkrijger, op het ogenblik van de toekenning van de inkomsten, gedurende een ononderbroken periode van ten minste 1 jaar een deelneming behouden heeft van ten minste 25 % in het kapitaal van de vennootschap-schuldenares van de inkomsten.
  • 15%: Vennootschappen die zijn opgericht vanaf 1 juli 2013, waarvan het kapitaal volstort is (of een vrijstelling van volstortingsplicht hebben laten opnemen in de statuten bij de overzetting naar het nieuwe Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen kunnen reserves uitkeren aan 15%. Zij worden dan aanschouwd als zogenaamde VVPR bis dividenden.
  • 30%: Een dividenduitkering aan een natuurlijk persoon is sedert 1 januari 2017 altijd minimaal belast aan 30%. Dit is het standaard tarief.
  • 5%: Vennootschappen die in het verleden een liquidatiereserve hebben aangelegd en een wachttijd hebben doorlopen van 5 jaar kunnen deze reserves uitkeren aan het tarief van 5%. Doordat er bij de aanleg van de liquidatiereserve reeds 10% werd betaald via de aangifte vennootschapsbelasting is de werkelijke last van deze uitkering geen 5%.

Boekhoudkundige verwerking van een dividend:

  1. Beslissing tot uitkeren van een dividend door de algemene vergadering (dit is ook de datum van toekenning / betaalbaarstelling van het dividend):
    694 Vergoeding van het kapitaal
    aan 471 Dividenden over het boekjaar
    aan 453 Ingehouden voorheffingen
  2. Bij de betaling van het dividend en de roerende voorheffing:
    471 Dividenden over het boekjaar
    453 Ingehouden voorheffingen
    aan 550 Bankinstelling

Voor specifieke info over tussentijds dividend en interimdividend, alsook de boekhoudkundige verwerking ervan, verwijs ik naar het CBN advies 2009/01.

In de vennootschapsbelasting: geen aftrekbare kost.

Als een algemene vergadering beslist om een dividend uit te keren, dan wordt deze op een 69-rekening geboekt. Dit is dus een kost waardoor het boekhoudkundige resultaat zal zakken.
Een dividenduitkering vormt geen aftrekbare kost, dus in de aangifte vennootschapsbelasting zal je opnieuw moeten aanduiden dat er een dividend wordt uitgekeerd. Dit vul je in onder vak III (gewone dividenduitkeringen). Zodoende wordt deze er terug bijgeteld tijdens berekening van het belastbare resultaat van het boekjaar.

In de vennootschapsbelasting: Impact op het resultaat.

Vennootschappen die gebruik maken van de notionele intrestaftrek zullen een dividenduitkering in het daaropvolgende jaar zeker voelen: Het eigen vermogen zal dalen. Aangezien de notionele intrestaftrek een percentage is (vertrekkende van het eigen vermogen) dat je mag aftrekken, zal dit ook veel lager liggen.

Het Superdividend

Het superdividend is eigenlijk alleen een aantrekkelijke benaming voor ‘een groot dividend uitkeren’; Omdat bepaalde vennootschappen niet meer in aanmerking kunnen komen op het verlaagd tarief als zij teveel dividenden uitkeren, wordt er soms beslist om de dividenduitkering uit te stellen en dan eenmalig een groot dividend uit te keren. Soms kan dit interessant zijn, we overlopen even de mogelijkheden:

  • Mogelijkheid 1: Je keert elk jaar een klein beetje uit: Het recht op het verlaagd tarief blijft behouden;
  • Mogelijkheid 2: Je keert een superdividend in een verlieslatend jaar: Wie verlies maakt, betaald geen belastingen (behalve misschien 17% verworpen uitgaven op de voordelen alle aard van autokosten). Zodoende is het ook niet erg om de 13%-regel te overschrijden.
  • Mogelijkheid 3: Je keert éénmalig veel uit: Misschien heb je het geld gewoon nodig en is het uitkeren van een dividend de meest geschikte oplossing. Het risico bestaat er dan wel in dat de vennootschap niet kan genieten van het verlaagd tarief, en dat betekend dan ook dat je dividend zwaarder zal belast worden in de aangifte vennootschapsbelasting (33,99% inclusief crisisbijdrage).

Bijkomende tip om toch een superdividend uit te keren en niet het verlaagd tarief kwijt spelen: Beslis op het einde van een boekjaar (bijvoorbeeld 31 december) om het volgend boekjaar te verkorten (bijvoorbeeld van 01 januari tot 31 maart) en keer dan het superdividend uit. Je verliest dan wel het verlaagd tarief maar enkel in een zeer kort boekjaar van drie maanden. (tip gelezen op bespaarbelastingen.be)

In de personenbelasting: Impact op de belastingen?

De roerende voorheffing die wordt ingehouden is in principe bevrijdend (tenzij er een verkeer bedrag zou ingehouden zijn). Deze roerende voorheffing kan wel voor een gedeelte worden gerecupereerd in de aangifte personenbelasting.

Ruil je een bezoldiging deels in voor dividenden? Dan bespaar je hierop wel de sociale bijdragen omdat een dividend niet wordt beschouwd als een loon.

Wees er zeker van:

Doe zeker de berekening of het interessant is voor u om een dividend uit te keren.